Kok moet getuigen over aanval op RTS-studio

Den Haag, 22 april 2002 - Demissionair premier Kok moet voor de rechter in Den Haag getuigen over de aanval op de televisiestudio in Belgrado, nu precies drie jaar geleden. Namens zestien nabestaanden van slachtoffers is daartoe maandag 22 april een verzoekschrift tot voorlopig getuigenverhoor ingediend. Het verzoekschrift roept ook de ministers Van Aartsen en De Grave, leden van de Tweede Kamer, militaire bevelhebbers en gevechtsvliegers op.

In de nacht van 22 op 23 april 1999 werd de RTS-studio doelgericht, maar zonder expliciete waarschuwing, getroffen door twee kruisraketten. Amnesty International veroordeelde de aanval in het rapport “Collateral damage or unlawful killing? Violations of the laws of war by Nato during operation Allied Force” als een duidelijk oorlogsmisdrijf. Een maverickraket trof de schminkruimte om 2.15 uur en doodde zestien mensen. Van twee slachtoffers zijn geen resten gevonden. Verdiepingen stortten in, alleen de buitenmuren bleven staan. De aanval kwam halverwege de operatie Allied Force, die 78 dagen zou duren. De publieke opinie in West-Europa begon vraagtekens te plaatsen bij de aanvallen. Verslaggevers van RTS hadden onvermoeibaar beelden gemaakt van burgerslachtoffers en de schade aan fabrieken, olieraffinaderijen, wegen, bruggen, scholen, kerken en ziekenhuizen. Meestal waren daar geen militaire objecten in de buurt te vinden.

Op 23 april 1999 verklaarde premier Kok dat de uitzendingen van RTS toch geen journalistiek product naar onze normen genoemd konden worden en dus als propagandamiddel een legitiem doel was. In de rechtbank willen de nabestaanden Kok confronteren met de complete opnamen van de uitzendingen. De nieuwslezers spraken daarin van ‘criminele agressie van de NAVO’ en ‘terrorisme van het zogeheten UCK’. Maar van het oproepen tot haat tegen bevolkingsgroepen was zeker geen sprake.

De nabestaanden van de RTS-slachtoffers willen Nederlandse politici en militairen aansprakelijk stellen en eisen smartengeld. De Britse advocaat Tony Fisher procedeerde daartoe eerder bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Dat Hof achtte zich echter niet bevoegd om te oordelen over de acties van de NAVO buiten het eigen grondgebied. Daarmee kwam de weg vrij voor schadeclaimprocedures per land.